Heel af en toe deelt de winter nog een speldenprik uit zoals half december met
een week vorst. Maar sindsdien is het een winter van niks. We zijn het gewend
geraakt de laatste jaren, een korte uitzondering daargelaten. Nee, dan vroeger.
Maandenlang tintelende wangen, erwtensoep en koek en zopie kramen voor de
schaatsers op de Bosbaan. In het Amsterdamse Bos staan veel wateren met
elkaar in verbinding, waardoor je moest klunen langs de bruggen. (Terzijde: in
de 19e eeuw werden de bruggen in het Vondelpark expres hoog gebouwd opdat
schaatsers er gemakkelijk onderdoor konden rijden). En sneeuwpoppen maken
met een wortel als neus en kolen als ogen, met de slee vanaf de Heuvel,
krabbelende kinderen op schaatsen op De Poel, honden die door het dolle waren.
In plaats daarvan is het nat, heel erg nat. Zelfs de grote grasvelden zijn
verzadigd van regenwater, met hier en daar spontane vijvers. Over de paden
moeten we slalommen langs de plassen. Het zal nog wel even duren voordat we
het weer over droogte hebben.