Wat een heerlijke ouderwetse winterweek hebben we gehad in het Amsterdamse Bos. De sneeuw viel in één etmaal en daarna ging het hard vriezen en was het na de sneeuwpoppen de beurt aan de schaatsers. De eerste held zagen we al woensdag op de Wetlands. Donderdag meldde zich de eerste schaatser op de Bosbaan, spoedig gevolgd door de Poel. Vrijdag en helemaal in het weekend was er geen houden meer aan. We moesten denken aan de drukte in het Bloesempark eind maart. De Poel is groot (810 x 600 meter) en daar was genoeg ruimte voor half Amstelveen, zo leek het. Ook op de Bosbaan krioelde het van de kinderen die voor het eerst op schaatsen stonden. Aan de kanten waar nog een beetje water lag, was te zien hoe het ijs door de massa zo’n 2 cm op en neer bewoog. Iedereen was vrolijk als op de eerste lentedag en wie niet schaatste maar alleen keek, kwam ogen tekort, de camera continu bij de hand. Een familie meerkoeten leverde een huzarenstukje. Tot op het laatst hadden ze een wak open weten te houden.
‘Schaatsen op natuurijs maakt van Nederland het land dat het graag wil zijn, maar al lang niet meer is,’ schreef Het Parool, daarmee doelend op de coronacrisis. Het was precies wat we nodig hadden. Er was één smet op de pret. Op De Poel hadden zich zaterdagmiddag laat zo’n 200 jongeren verzameld met drank, muziek en lachgas. De eerste schaatsers op zondag mochten de achtergelaten troep opruimen. Het was voor het eerst sinds 2017 dat er geschaatst kon worden in het Bos en het zal de beste herinneringen bewaren. Het is aan de weergoden wanneer we weer mogen.