Sommige diersoorten spannen de kroon als het gaat om de ultieme schepping. Vlinders behoren daar zeker toe. De schitterende kleuren en de beide vleugels die aan een Rohrschach test lijken te zijn onderworpen, laten ons telkens in bewondering als we er een zien. Hun deftige namen komen overeen met hun uiterlijk: koninginnepage, dagpauwoog, oranjetipje (bedacht door Jac. P. Thijsse), resedawitje, icarusblauwtje, avondroodpijlstaart, landkaartje en de mooiste van alle, de gehakkelde aurelia, of in het Latijn, de Anthocharis cardamines. Ze zijn onderverdeeld in dikkopjes, grote pages, witjes, blauwtjes en aurelia’s of schoenlappers. Bij de macronachtvlinders onderscheiden we o.a. de duizenguldenkruidvlinder, het kameeltje en het chocoladetipje. Vlinders doen het goed in het Bos. Vooral het landkaartje en de gehakkelde aurelia weten de weg te vinden. In 1981 waren er nog 27 verschillende soorten, later zijn er 35 soorten geteld. Nu schijnen ze weer iets af te nemen.