In een ver verleden werden er schaatsmarathons gehouden in het Bos. Hoogtepunt was de Bosrace in 1956. Een parcours van vijf kilometer moest 15 keer worden afgelegd. De wedstrijd had een speciale lading. Twee weken eerder waren bij de Elfstedentocht vijf deelnemers hand in hand als eerste over de finish gegaan. De vijf werden gediskwalificeerd, waarna de nummer zes, Jeen van den Berg, tot winnaar werd uitgeroepen. Alle zes deden mee aan de Bosrace, zodat de wedstrijd geheel in het teken stond van revanche en wraak. Er was nog geen televisie en om het mee te maken moest je er naar toe. Volgens sporthistoricus André Stuyversant trotseerden liefst 50.000 toeschouwers Arctische poolwinden om met eigen ogen het duel te kunnen zien.
Jeen van den Berg was de snelste in de eindsprint. Eenmaal over de finish doorbraken duizenden toeschouwers de politiekordons om op het krakende ijs de winnaar op de schouders te nemen, aldus het tijdschrift Sportief. Mogelijk was dit aangedikt. Televisiebeelden konden het immers niet bewijzen.
In 1963 werd nog een keer een wedstrijd in het Bos verreden, deze keer over 60 kilometer. Vrijwilligers veegden de baan telkens schoon omdat het sneeuwde. Het Olympisch Stadion stelde verwarmde kleedkamers beschikbaar en andere instanties voorzagen de rijders van sinaasappels, suikerklontjes, frisdrank en erwtensoep na afloop. De winnaar? Jeen van den Berg.
Tijdens strenge winters werden toertochten door het Bos georganiseerd. De bruggen werden vernoemd naar plaatsen waar de Elfstedentocht langskomt. Er werden speciale banen gemaakt en het ijs op de Bosbaan werd regelmatig opgespoten. De vele koek en zopie kramen waren zowel legaal als illegaal. De Bosmedewerkers kregen assistentie van medewerkers van de gemeentelijke groenvoorziening, die dan geen vorstverlet hadden.